Zij was een hele arme vrouw van lichte zeden maar stierf met de titel van gravin: dit is het verhaal van Valtesse de La Bigne
Aan het einde van de 19e eeuw was het in zo'n beetje heel Europa gewoon om, jammer genoeg, de kost te verdienen door jezelf te prostitueren. Veel vrouwen, die op jonge leeftijd in bordelen terechtkwamen, of er zelfs niet geboren werden, zagen dit vooruitzicht als iets normaals en als iets waar je niet onder uit kon komen. Maar er waren echter een aantal vrouwen die hier gebruik van maakten om op een of andere manier uit te kunnen stijgen boven het leven als prostituee en te gaan leven als courtisane. In enkele gevallen kwamen zij op een machtspositie terecht, zoals dat ook het geval is voor gravin Valtesse de La Bigne.
Valtesse de La Bigne werd in juli van 1848 in Parijs geboren als Émilie-Louise Delabigne
Émilie-Louise werd geboren in een gezin dat afkosmtig was uit Normandië. Haar vader was een alcoholist en gewelddadig. Haar moeder ging werken als prostituee nadat ze eerst een tijdje als wasvrouw had gewerkt. Émilie-Louise ging werken op haar tiende en zij werd op haar dertiende het slachtoffer van verkrachting. Kort daarna begon haar leven als lorette oftewel dat van een clandestiene prostituee.
Naast deze activiteit werkte ze ook nog in een winkel waar elegante lingerie werd verkocht en door het helpen daar kwam ze in contact met het wereldje van hooggeplaatste militairen. Ze kon gaan dromen van een betere toekomst voor zichzelf.
Ze was nog heel jong toen ze verliefd werd op een van de heren die de winkel bezocht, Richard Fossey. Van hem kreeg ze twee kinderen, maar hij verliet haar na twee jaar zonder haar te zijn getrouwd. Toen besloot Émilie-Louise dat ze nooit zou gaan trouwen. Ze nam het pseudoniem Valtesse aan (vanwege de gelijkenis met Votre Altesse, Uwe Hoogheid) en besloot dat ze haar lotstbestemming wilde verbeteren zonder dat ze daarvoor moest trouwen.
Rond 1855 was zij de minnares van componist Jacques Offenbach, die haar niet alleen liet deelnemen aan enkele theater-operettes die in Parijs werden opgevoerd, maar die haar ook introduceerde in een kring van intellectuelen van die tijd. Daardoor kon Louise Valtesse figuren leren kennen als Zola, Maupassant, Manet en Flaubert, om even een paar bekenden op te noemen. Stel je voor dat haar bed (foto) Zola inspireerde voor de bedden die in zijn roman Nanà werden beschreven.
In 1870 benoemde keizer Napoleon III haar als gravin en het jaar daarna verbrak Valtesse de La Bigne de relatie met Offenbach om een courtisane op hoog niveau te worden. Vanaf dat moment had ze een reeks zeer rijke, en aristocratische minnaars, poseerde ze voor vermaarde schilders (in het schilderij boven poseert ze voor Édouard Manet in 1879, in het schilderij eronder voor Henri Gervex), schreef ze een autobiografie, verzamelde een groot aantal kunstwerken in een collectie en toen ze ouder werd werkte ze andere courtisanes in.
Wikipedia/Ministère de la culture, Base Joconde
Ze stierf door een bloeding in haar hersenen op 62-jarige leeftijd. Gravin Valtesse de La Bigne had van tevoren haar eigen overlijdensbericht opgesteld, waarin stond:
"Je moet veel liefhebben of niet, volgens je karakter, maar dan snel, in een ogenblik, zoals je kunt houden van vogels die zingen voor onze ziel, die we direct vergeten nadat de laatste noot gezongen is, zoals je kan houden van de rode schakeringen van de zon die ondergaat".