Januari is de maand van "Janus": de Romeinse god die tegelijkertijd naar het verleden en de toekomst kijkt
Januari is altijd een heel belangrijke maand geweest: het is het symbool van het nieuwe jaar, van een nieuw begin en van een hele reeks waarden die de oude Romeinen belichaamden in de mysterieuze god Janus. Deze godheid was in staat om naar voren en naar achteren te kijken, in het verleden en in de toekomst, verantwoordelijk voor de nieuwe vitale en natuurlijke cycli en was ook de beschermer van de drempels van de huizen en doorgangen. Net als toen, is de maand januari ook vandaag nog verbonden aan de mythe en de mysterieuze aard van de god die afgebeeld is met twee gezichten.
Januari is een maand die beladen is met symbolische en voorouderlijke betekenissen waarvan, voor de oude Romeinen, de god Janus de personificatie was. Deze figuur vertegenwoordigde het begin en het einde van alles en om deze reden werd de eerste maand van het jaar aan hem opgedragen. Deze specifieke godheid werd gerespecteerd, geliefd en gevreesd vanwege zijn vermogen om het verleden te verzoenen met de toekomst en vanwege zijn bijzondere band met de oorlog.
De Romeinse kalender bestond aanvankelijk uit 304 dagen en pas met het rijk van Numa Pompilius (754 v. Chr. - 673 v.Chr.) werden ook de maanden januari en februari geïntroduceerd. Enkele decennia later werd de maand gewijd aan de god Janus gekozen als het begin van het nieuwe jaar: een keuze die duidelijk niet toevallig is en een zekere betekenis heeft.
Dat van Janus is een zeer complexe figuur, het is in feite een van de oudste godheden onder alle Romeinen. Beschermer van de ochtend, van de drempels van de huizen, van de passages en verantwoordelijk voor de nieuwe cycli en nieuwe gebeurtenissen. Hoewel er slechts een paar afbeeldingen van deze godheid zijn, werd de god Janus voorgesteld als een man met twee gezichten (soms 4). Het dubbele gezicht betekende precies het vermogen om zowel naar voren als naar achteren te kijken, naar het verleden en naar de toekomst en als een god van de passages was zijn gezicht aanwezig op talrijke bogen en tempels die aan hem waren opgedragen.
Deze heilige plaatsen waren de protagonisten van een zeer merkwaardige religieuze gewoonte, ze werden namelijk pas geopend wanneer Rome een oorlog begon. Een gewoonte die teruggaat tot de oorlog tegen de Sabijnen, toen zich uit een van zijn tempels een rivier van water ontketende die het hele vijandelijke leger overweldigde en wegvaagde dat zich aan de poorten van de stad bevond. Vanaf dat moment werd elke religieuze plaats die aan hem was gewijd pas geopend wanneer Rome een oorlog begon en werd pas gesloten als het vrede werd, om de god in staat te stellen te handelen als hij dat nodig achtte.